Na mijn academische vorming en de opleiding tot ontwerper koos ik voor de schilderkunst. Daarin kon ik hoofd en handen samen gebruiken: zowel mijn beschouwelijke als mijn praktische kant.
De eerste tien jaar na mijn keuze voor de kunst maakte ik experimenteel en modern werk. In 1999 trok ik me een half jaar terug in Bretagne: om te surfen, mijn voorgangers te bestuderen en me te bezinnen op mijn koers. Ik besloot dat ik me wilde verdiepen in het ambacht van de 17e eeuwse meesters in de schilderkunst.
Terug in Nederland vond ik een mentor in de persoon van Cornelis LeMair, die jarenlang zeer kritisch naar mijn vorderingen keek – en onderweg een vriend werd.
Paul van Ernich maakte stillevens en andere werken met een 17e-eeuwse inslag, in technische en thematische zin. Op den duur ging ik met veel plezier zelf les geven, in Nederland en jaarlijks in de Verenigde Staten, waar ik elke november een masterclass verzorg.
Mijn passie voor het ambachtelijke is onveranderd gebleven. Mijn visie op de thematiek is echter veranderd, nu ik thematisch eigentijdser ben gaan werken.
De basis voor mijn kunst is de verwondering om wat er is. Een inkadering van de werkelijkheid tot innerlijke werkelijkheid. Het laat de diepte van het alledaagse zien en vestigt je aandacht op de ziel van de dingen. In deze volslagen onbegrijpelijke wereld – dit onbeheersbare leven – probeer ik greep te krijgen op het allerbelangrijkste: mijn beleving, mijn gevoel.